Home > Achtergrond > Porto: Stad van Graniet
AchtergrondPortugal

Porto: Stad van Graniet

Wie perfecte schoonheid zoekt, zal nooit door Porto en haar inwoners worden toegelaten. Een portret van de ‘cidade invicta’, de onoverwonnen stad.

door Menno Postma

Weerbarstige schoonheid: Gezicht op kathedraal Porto. Foto: Menno PostmaWeerbarstige schoonheid: Gezicht op kathedraal Porto. Foto: Menno Postma
Porto is een stad die gemengde gevoelens oproept bij bijna iedereen die haar bezoekt. Hoe vaak hoor je niet dat Porto donker is, obscuur, lelijk, beangstigend bijna. Porto moet dan ook veroverd worden, je moet doordringen tot in het hart. Pas dan opent de stad zich en laat ze iets zien van haar robuuste schoonheid. Porto doet bijna on-Portugees aan, zeker in vergelijking met Lissabon. De hoofdstad is de bezongen metropool, zuidelijk en zonnig, voor iedereen toegankelijk. Maar Lissabon is ook een nuffige stad en dat weet niet iedere vreemdeling; de inwoners van Lissabon zijn er maar al te goed van doordrongen dat de politieke macht bij hen ligt. En dat steekt Porto, ooit de belangrijkste stad en naamgever van Portugal. Een gevleugelde zegswijze in Porto is dan ook: «In Lissabon wordt gefeest van de centen die door ons in het noorden verdiend worden.» Een onverdraaglijke gedachte voor de een na grootste stad van het land met zo’n vierhonderdduizend inwoners. Gelukkig maakt de lokale voetbaltrots, de FC Porto, het soms nog een beetje goed, bijvoorbeeld door vijf keer achter elkaar landskampioen te worden.
Een sterke stad ook, Porto. Werd Lissabon bijna van de aardbodem weggevaagd tijdens de aardbeving van 1755, Porto bleef overeind. Een stad van graniet, gebouwd op graniet. De kronkelige steegjes, middeleeuwse huizen, monumentale vestingwerken, oude kades, trappen en Romaanse kerken — het is er allemaal nog.
Het bijzondere van Porto ligt niet in de overweldigende schoonheid, zelfs daarin misleidt de stad haar bezoekers. Wie met de trein vanuit Coimbra via de brug over de Douro de stad binnenrijdt, ziet een prachtig panorama voor zich opdoemen van een stad die organisch en harmonieus tegen de rotsen omhoog lijkt te groeien. Eenmaal in de stad, wordt dat beeld snel vernietigd. Huizen worden bouwvallen, de armoede is vaak pijnlijk aanwezig. Maar juist daarin schuilt een vorm van schoonheid; een gammel balkon in de Bairro da Sé (de volkswijk bij de kathedraal) vol met afgedankte spullen en een deurpost met nog maar één ruitloze deur erin, is mooi, al was het alleen maar om de mus die op het afdakje zit. Hetzelfde geldt voor de in het zwart geklede oude vrouw, met haar markante kop, die op straat vis probeert te verkopen. Nee, de stad eist een andere visie op de esthetiek. Wie schoonheid zoekt in perfectie zal nooit door Porto toegelaten worden. Daar is moed voor nodig, anders is het beter om maar gewoon meteen door te rijden naar de portkelders in Gaia.

Net zo eigenzinnig als Porto zijn de inwoners. Kom niet aan hun stad of aan hun tradities! Porto heeft, in tegenstelling tot de meeste Portugese steden, een traditie van burgerlijke autonomie. In de tijd dat de adel en de kerk de belangrijkste machtsfactoren waren in het land verdedigden de burgers van Porto hun privileges. De adel werd dan ook verboden om binnen de stadsmuren een huis te bezitten — een bijna fysieke afbakening van de macht.
Bijna alle grote revoluties vonden hun oorsprong in Porto, zoals die van 1820, toen liberale opstandelingen de macht grepen en het land een voor die tijd vooruitstrevende grondwet schonken. Of neem de grote verkiezingsmanifestatie in 1958 van generaal Humberto Delgado tegen het bewind van dictator Salazar: tweehonderdduizend man stonden de generaal op te wachten, die zelf had verwacht enkele tientallen verstokte republikeinen op leeftijd aan te treffen. De afsluiting door leger, veiligheidstroepen en politie van de toegangswegen van en naar Porto kon het volk niet tegenhouden; een slimme inwoner van Porto ontdekte dat de spoorwegtunnels naar het São Bento-station niet bewaakt werden. Door Porto sloeg de vlam in de pan en het scheelde weinig of het salazarisme behoorde tot de voltooid verleden tijd.

Een notoir opstandig volkje dus, die inwoners van Porto. Het scala aan scheldwoorden is fenomenaal en valt vooral het best te beluisteren tijdens de spits. Veel moet je je er niet van aantrekken, dat doen ze zelf ook niet; vaak is het eerder een blijk van genegenheid. Maar voor ware genegenheid moet je toch echt naar de overdekte markt de Bolhão gaan. Al voor de monumentale ingang — het gebouw stamt uit 1917 en heeft een timpaan met een beeldengroep die de handel en de landbouw symboliseert — is de lokroep van de sirenen, in dit geval de marktvrouwen, hoorbaar. Het «Kan ik iets voor je voor je betekenen schat?» en het «Heb je nog iets nodig lieverd?» zijn er niet van de lucht. Met omslagdoek, piekerig haar en wollen kousen die onder talloze rokken uit komen, proberen ze vol verve hun waren te verkopen. Zijn ze echt in een goeie bui, dan willen ze nog weleens iets zingen. En dit onder luide bijval van de aanwezige kippen, konijnen en eenden, die er ook verkocht worden.
Wie nu denkt dat de inwoners van Porto bijzonder sympathiek en spontaan zijn, komt bedrogen uit. De vaak onbeschofte behandeling in de cafés en kroegen van Porto is alom bekend bij de buitenstaander. Achterdochtig en nors wordt er naar je gekeken, geen overbodig woord gezegd. Wat «van buiten komt» wordt veelal met Lissabon geassocieerd, en daar komt meestal niets goeds van. Stug volhouden is het recept; vaak terugkomen, aan dezelfde tafel gaan zitten en eten wat de pot schaft. Wanneer de stamgasten — die vaak al vanaf elf uur ’s ochtends aan de wijn gaan — je bij het gesprek betrekken, is het pleit beslecht. Klappen op de schouder en handdrukken over en weer bezegelen het verbond. Vanaf nu praten ze met je, over je en vóór je, indien nodig… Duistere en obscure kroegen, de zogeheten tascas, worden zo veilige toevluchtsoorden in een hectische stad.