Home > Achtergrond > Toen Lissabon een veilige haven voor vluchtelingen was
AchtergrondPortugal

Toen Lissabon een veilige haven voor vluchtelingen was

In de Tweede Wereldoorlog was Lissabon voor veel Nederlandse vluchtelingen en Engelandvaarders de springplank naar een veilig bestaan. Dat gold zeker voor de Nederlandse Joden.

Tekst Menno Postma en Loe Schoonbrood

‘Het overweldigende gevoel weer in een vrij en onbezet land te zijn, dat maakte de meeste indruk op me. Die druk waar we elke dag aan blootstonden was weg! Ik had op geen enkele manier de indruk dat we in een dictatuur zaten: de terrassen zaten vol, er klonk haast overal muziek. En uniformen, waaraan we zo gewend waren, zag je bijna ook niet, op wat politieagenten na. Er was een overvloed aan eten voor ons: ook iets volkomen vreemds.’
Zo ervoer verzetsman Charles H. Bartelings zijn eerste dagen in Lissabon na zijn geslaagde vlucht in 1943 uit bezet Nederland. Een vriend had hem verraden, waarop de Grüne Polizei hem arresteerde. Gelukkig kwam hij er met een allerlaatste waarschuwing vanaf; genoeg reden om naar Portugal te vluchten.
En niet alleen hij; honderden probeerden via Portugal aan het nazisme te ontkomen. Els de Smeth-Brandon, verzetsstrijdster van het eerste uur: ‘Als verzetsstrijdster hing altijd de doodstraf als een zwaard van Damocles boven je hoofd. Daarom dook ik een jaar onder. Maar je weet dat je daarmee anderen in gevaar brengt, ook al willen die nog zo graag hulp bieden. Uiteindelijk besloot ik naar Engeland te vluchten; via Portugal.’

Portugal was ten tijde van de Tweede Wereldoorlog een katholiek-conservatieve dictatuur. Eerste Minister António de Oliveira Salazar hield de Portugese bevolking er met harde hand onder. Na een plebisciet over een nieuwe grondwet in 1933 stichtte hij de Estado Novo. De geheime dienst, de PVDE, stond hem hierbij ter zijde. De politieke eenheidsbeweging União Nacional (UN) legitimeerde de Estado Novo tegenover de buitenwereld. Het was geen partij die van onderaf ontstaan was, maar juist een van bovenaf opgelegde beweging. Dit in groot contrast tot de NSDAP van Adolf Hitler. Anders dan Hitler maakte Salazar geen onderscheid tussen verschillende rassen en volkeren. Antisemitisme speelde bij hem geen rol.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verklaarde hij al op de eerste dag, 1 september 1939, dat Portugal zich niet in het conflict zou mengen. En met succes; het land is tijdens de hele oorlog de dans ontsprongen. Hierdoor werd Portugal een veilige haven voor vluchtelingen die aan het naziregime wilden ontkomen.
In de jaren voor de oorlog vluchtten al groepen Nederlandse Joden – vooral welgestelde ondernemers uit de diamantindustrie – naar Lissabon. Zij zagen de bui al vroeg hangen. Uit Portugese cijfers blijkt dat in de periode 1934-1938 in totaal 1990 Nederlanders Portugal binnenkwamen. 2196 mensen reisden door naar landen als Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en Argentinië. Deze tendens zette zich voort in 1939: 1956 Nederlanders ontscheepten zich in de haven van Lissabon, terwijl 11271 landgenoten verder reisden, waaronder velen die via land Portugal bereikt hadden. In Lissabon liepen ze alle legaties, consulaten en ambassades af om visa te bemachtigen voor bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Dit was vaak een moeizaam proces.

Sousa Mendes

De vluchtelingenstroom kwam in Nederland pas goed op gang na de Duitse inval. Vooral veel Joodse vluchtelingen vluchtten voor de bezetters uit. Een moeizame en gevaarlijke tocht met steeds de angst om door de Duitsers achterhaald te worden. Geldige visa en papieren waren van levensbelang om uit Europa te ontsnappen. Wie door Frankrijk via Spanje naar Portugal doorreisde, moest een Frans uitreisvisum en een Spaans inreisvisum bezitten. Ook de Portugese overheid eiste een inreisvisum. Bovendien moesten de vluchtelingen vanaf zomer 1940 een visum voor het land van eindbestemming kunnen tonen. Dit omdat de autoriteiten van de vluchtelingen verwachtten dat ze binnen dertig dagen verder zouden trekken.
Na de ineenstorting van Frankrijk bereikten in juni 1940 ruim 19.000 mensen de Portugese grens, waaronder enkele honderden Nederlanders van Joodse afkomst. Velen van hen werden tijdens hun vlucht door de Portugese consul van Bordeaux, Aristides de Sousa Mendes, aan een inreisvisum voor Portugal geholpen. Op teruggevonden lijsten over de periode tussen 3 juni 1940 en 22 juni 1940 staan ongeveer drieduizend namen, waaronder veel Nederlandse. De nakomelingen van deze mensen leven nu vaak verspreid over de wereld. Een van de Nederlanders op de lijst was de dichter Hendrik Marsman, samen met zijn vrouw. Voor de oorlog had hij geageerd tegen het nazisme. Vluchten was dan ook de enige manier om aan de wraak van de Duitsers te ontkomen. Amarante in Portugal was zijn einddoel. Daar zouden ze tijdelijk verblijven op het landgoed van de schrijver Teixeira de Pascoaes, waar Marsmans gevluchte Duitse vriend Albert Vigoleis Thelen, met wie hij werken van Pascoaes had vertaald, al onderdak had gevonden. Het echtpaar Marsman kwam rond 1 juni aan in Bordeaux. Daar bleken geldige Nederlandse papieren geen garantie voor een uitreisvisum. Pas op 18 juni slaagde Marsmans vrouw erin om bij Sousa Mendes visa, met de nummers 2210 en 2211, te bemachtigen. Helaas zijn de Marsmans nooit in Portugal aangekomen. Thelen raadde hen de vlucht over land via Spanje af. Uiteindelijk scheepten beiden zich in op de Berenice op weg naar Engeland. Vroeg in de morgen van 21 juni werd het schip tot zinken gebracht, waarschijnlijk door een U-boot. De dichter werd meegezogen in de diepte; zijn vrouw was de enige overlevende vluchteling.

Oneervol ontslag
Consul Sousa Mendes, de Portugese Wallenberg, heeft zijn humanitaire actie met oneervol ontslag en strafmaatregelen die hem en zijn kinderrijke gezin tot armoede veroordeelden moeten bekopen. Postuum kende Israël hem in 1967 de Yad Vashem-onderscheiding toe.

Na de capitulatie van Frankrijk keerden veel niet-Joden weer naar huis terug. De Joodse Nederlanders trokken verder of bleven in Vichy France, dat nog niet bezet was bij de gratie van de nazi’s. Toch probeerden nog Nederlanders vanuit het bezette vaderland naar Portugal te komen, vooral verzetsstrijders en Joden. De reis was gevaarlijk; eerst door bezet België en Frankrijk naar Vichy France of het neutrale Zwitserland. Vervolgens via Spanje naar Lissabon, de Pyreneeën, Duitse grenswachten en onbetrouwbare gidsen trotserend.
En ook in Spanje hielden de gevaren aan. Ralph Hartog, Engelandvaarder, werd gearresteerd en verbleef enige tijd in het concentratiekamp Miranda de Ebro, dat onder leiding stond van Paul Winzer, lid van de SS en de Gestapo. Na vrijlating bereikte Hartog in 1942 Portugal.
Soms was er een makkelijker traject mogelijk. Af en toe liet Vichy France geblindeerde treinen vanaf de grens met Zwitserland naar Spanje rijden. Daar was wel vaak een ander paspoort voor nodig. De Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen zorgden voor nieuwe paspoorten met aangepaste leeftijden. Zo omzeilden ze de, door de Duitsers, gestelde minimumleeftijd van 30 jaar voor mannen om Vichy France uit te kunnen reizen.
Uit een passagierslijst van de Cabo de Buena Esperanza, een schip met als thuishaven Barcelona, blijkt dat er van de 55 Nederlanders, 19 een paspoort hadden dat in Luzerne, Genève of Bern uitgegeven was. Dat nog los van de 19 paspoorten die de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen in Vichy hadden verstrekt. De namen van Joodse Nederlanders zijn op dit document door de Portugese geheime dienst onderstreept.

En dan Lissabon. ‘Wat direct opviel was dat er geen verduistering was; wij waren pikdonkere steden en dorpen gewend. Er waren zelf lichtreclames in Lissabon en dan die volle etalages!’ aldus Gerard Scheltens, verzetsstrijder en Engelandvaarder die eind 1943 in Lissabon aankwam. Anderen hadden dezelfde ervaring. Een dictatuur die hun een gevoel van herwonnen vrijheid gaf!
Lang verbleven de vluchtelingen echter niet in de Portugese hoofdstad. Ze kregen onderdak in de ‘Residências fixas’. Deze werden aangewezen door de Portugese overheid. Op aandringen van het Rode Kruis stond Salazar oogluikend toe dat de vluchtelingen ook langer dan een maand in het neutrale land konden blijven. Zo zaten de meeste van de vluchtelingen vast in kleine kustplaatsjes. Zonder toestemming van de PVDE mochten ze deze ‘Residências fixas’ niet verlaten. Veel Nederlanders werden gehuisvest in Praia das Maçãs en Ericeira, maar ook in Curia, een kuuroord in het midden van het land. Vooral de meer bemiddelde vaderlanders verbleven daar in het luxueuze Grande Hotel da Curia. Ook het Hotel Palácio in Estoril – dé badplaats van Portugal waar de internationale crème de la crème kwam – was favoriet bij de goed gesitueerde ‘patriottische’ Nederlanders.

Hotel Royal

Scheltens kwam in Praia das Maçãs terecht en verbleef er in een klein hotel: Hotel Royal. Het leven was er vrij eentonig. ‘Bijna elke dag ging ik met de jongens op het strand lichaamsoefeningen doen. Ook in de branding van de zee. We wilden fit zijn om straks in Engeland de strijd aan te kunnen. Vergeet niet, velen van ons waren door de lange tocht naar Portugal mager en uitgeput. We moesten weer krachten verzamelen. De avonden brachten we meestal samen door, pratend over wie er al papieren voor Engeland had ontvangen, kaartend, plannen makend voor de toekomst,’ zo vat hij zijn leven in de kleine badplaats samen.
Om de sleur te doorbreken probeerden de vluchtelingen, wanneer de toelage van de legatie het toestond, naar Lissabon te komen. ‘Uit gingen we niet, behalve dan die ene keer toen een grote groep van ons klaar stond om naar Engeland te vertrekken. De avond voor het vertrek zijn we met deze jongens in Lissabon uit eten gegaan. We hadden ons karige zakgeld bij elkaar gelegd om één keer uitgebreid in een restaurant te kunnen dineren. We waren de koning te rijk!’ herinnert Smeth-Brandon zich.
Veel Nederlanders wilden werken maar mochten dat niet. Ook studeren was verboden. Slechts een enkeling genoot dat voorrecht. Hartog kreeg wel toestemming om in Lissabon colleges te volgen. ‘Jammer was alleen dat die gegeven werden in talen die ik niet machtig was…’

Contraspionage

Tot mei 1940 beschouwden Nederlandse diplomaten Lissabon als een minder belangrijke post. Dat veranderde van de ene op de andere dag door de Duitse aanval op West-Europa. Lissabon stond in het middelpunt van de belangstelling. Ze werd het centrum van internationale contraspionage. Bovendien was de stad van groot belang voor vluchtelingen. De Nederlandse consulaten en het gezantschap werden overspoeld door Nederlanders op de vlucht naar veiligheid. Het gezantschap schoot helaas ernstig te kort in de eerste jaren van de oorlog. Er was een dramatisch gebrek aan organisatie en het ambassadepersoneel was niet in staat om voldoende noodmaatregelen te nemen.
Vooral de gezant, de heer J.G. Sillem, was geen goed voorbeeld voor zijn medewerkers; hij vertoonde sterke neigingen tot defaitisme. In een tijd van oorlog niet een van de beste leiderschapskwaliteiten. Bovendien waren zijn uitlatingen in het openbaar nogal bedenkelijk. Meerdere keren liet hij doorschemeren dat hij de nieuwe Duitse wereldorde zo slecht nog niet vond. Zijn vrouw deed daar niet voor onder. Tijdens een etentje vertelde ze dat ze blij was dat een bevriend echtpaar, dat ook aanzat, haar zoon niet naar Lissabon meegebracht had: ‘Wij zijn nu onder Duits regiem, zij moeten het maar jong leren’.
Na meerdere schandalen – waaronder de kraak van de kluis van het gezantschap, dat vol met geheime documenten lag – werd Sillem uiteindelijk in 1941 ontheven van zijn functie.

De eerste opvang van de vluchtelingen hing af van een in de haast opgericht comité voor de opvang van vluchtelingen. Dit was een privé-initiatief, gesteund door de Nederlandse gemeenschap en het Nederlandse bedrijfsleven in Portugal. Een goed initiatief lijkt het. Maar Sillem was erevoorzitter en zijn vrouw presidente van het comité. Onder de andere leden zaten mensen met een zeer dubieuze politieke reputatie, of met een mysterieuze achtergrond. De penningmeester N.J. van Ditmar bijvoorbeeld was lid van de Nederlandse Nationaal Socialistische Beweging (NSB). Hij verkocht in Lissabon de partijkrant Volk en Vaderland via zijn kioskenketen.

De vluchtelingen werden door functionarissen van het Nederlandse gezantschap verhoord, en kregen, zoals in het geval van De Smeth-Brandon, vaak papieren met valse namen. De Nederlandse gemeenschap had daarnaast in 1940 een provisorisch comité opgericht om vluchtelingen te helpen. Helaas werd het vooral beheerst door onderlinge twisten. Niet vreemd gezien de samenstelling van het comité; penningmeester was de NSB’er Van Dittmar.

De meesten voelden zich niet bespioneerd in Praia de Maça. ‘Ik had geen enkel gevoel dat ik in de gaten werd gehouden door wie dan ook. Er liepen wel zo nu en dan wat mensen in en uit onze verblijfplaats die we nog nooit eerder hadden gezien. Maar je lette er niet zo op,’ volgens Scheltens. Het gevoel van vrijheid was echter bedrieglijk. Diverse geheime diensten hielden de vluchtelingen nauwlettend in de gaten. Een voorbeeld: in Praia das Maçãs observeerde een ‘informador’ van de Portugese geheime dienst wie zoal Hotel Royal in en uit liepen. In een document uit december 1941 rapporteert hij zijn ontmoeting met een vrouw die zich ingeschreven had in het hotel waar ‘men veel Hollandse vluchtelingen kon tegenkomen.’ Toen hij doorvroeg, vertelde zij hem dat ze van de vluchtelingen wilde weten wat hun toekomstplannen waren: vertrekken naar Zuid-Afrika of de VS, of terugkeren. Uiteindelijk ontdekte de informant dat de vrouw voor de Intelligence Service (IS) werkte.

Spionnen
In Lissabon krioelde het echter wel van de spionnen. ‘Die frequenteerden daar hun eigen vaste bars en hotels, zoals het Atlantico in Monte-Estoril en Bar Parisienne aan de Avenida da Liberdade. Schuin tegenover lag het Grand Hotel waar de bemanningen van de KLM verbleven die van Sintra op Bristol vlogen,’ aldus De Smeth-Brandon.

Voor bijna niemand was Portugal echter het eindstation. De dreiging van een Duitse invasie hield aan tot begin 1943 toen Duitsland zijn eerste grote nederlagen leed. Engelandvaarders wilden zo snel mogelijk naar Engeland om te vechten tegen de bezetter. De andere vluchtelingen zochten een veilig heenkomen naar landen als de Verenigde Staten, per boot of per KLM-vliegtuig. Zonder Portugal zou dat niet mogelijk zijn geweest.